De komende weken staan er bijzondere ontmoetingen gepland tussen de leiders van Noord-Korea, Zuid-Korea en de Verenigde Staten. Hoewel het aan de ene kant een teken van hoop is dat er weer persoonlijk contact komt in plaats van de dreigingen over en weer, is er niet onmiddelijk reden tot juichen. Het toestemmen in onderhandelingen hoeft namelijk niet te betekenen dat Noord-Korea eieren voor zijn geld kiest en wil ontwapenen.
Integendeel, Noord-Korea heeft naar eigen zeggen zijn nucleare programma afgerond en kan dus met zelfvertrouwen aanschuiven aan de onderhandelingstafel. Ze voelen zich veilig in de wetenschap dat ze nu een kernmacht zijn die niet zomaar aangevallen kan worden door Amerika.
Ze kunnen nu hun nucleare capaciteiten verder uit gaan buiten. Noord-Korea kan bijvoorbeeld beloven om hun kennis en technologie niet aan (andere) boevenstaten te verkopen in ruil voor het verlichten van sancties, voedselhulp en investeringen. Ze kunnen ook dreigen om hun technologie wel te verkopen, of om hun kernwapenprogramma verder te ontwikkelen als ze niet tevreden zijn met wat de VS en Zuid-Korea hen bieden.
De geschiedenis leert dat Noord-Korea erg goed is in het lospeuteren van allerlei hulpgelden en het uitspelen van grootmachten. Ondanks vele provocaties heeft Noord-Korea het telkens voor elkaar gekregen om de economische steun binnen te halen die het nodig had om het regime te behoeden voor instorten. Decennia van onderhandelen hebben echter tot weinig blijvende veranderingen geleid in de opstelling van Noord-Korea naar andere landen of naar de eigen bevolking.
Dat de oorlogsdreiging nu voorlopig van de baan lijkt, is iets om dankbaar voor te zijn. Een gewapend conflikt in de regio zou snel kunnen escaleren in een proxy-oorlog tussen China en Rusland enerzijds en de VS en Japan anderzijds. En de twee enorme legers van Noord- en Zuid-Korea kunnen een ongekende verwoesting teweeg brengen op het schiereiland.
Vrede is dus goed voor Zuid-Korea, voor China, voor de VS, voor Rusland en Japan, en het is beter dan oorlog voor de bevolking van Noord-Korea zelf. Maar ‘beter’ betekent niet ‘goed’. Het Noord-Koreaanse volk lijdt onder haar leiders, en zolang deze in het zadel blijven is een einde aan dat lijden niet in zicht. Zowel het kernwapenprogramma als deze onderhandelingen zijn een middel van het regime om haar positie te versterken. Omdat de repressie van het volk van Noord-Korea noodzakelijk is voor Kim Jong Un om aan de macht te blijven, is het onwaarschijnlijk dat deze onderhandelingen zullen leiden tot meer vrijheden op religieus of politiek gebied voor de Noord-Koreanen. Op zijn hoogst zou er wat meer economische vrijheid kunnen komen zodat de Noord-Korean beter in staat zijn om de kost te verdienen. Menselijk gesproken kunnen we dus geen wonderen verwachten van onderhandelingen met een regime dat nu naar eigen zeggen sterker staat dan ooit.
Wat Noord-Korea wel wil is haar economie verbeteren. Het kernwapenprogramma kan het regime namelijk beschermen tegen aanvallen van buiten, maar het regime heeft ook de support nodig van de elite in Noord-Korea. De gewone mensen kunnen er ondergehouden worden door een systeem van controle, dreiging en totale afscherming van informatie. De elite moet echter tevreden gehouden worden met comfort, luxe en entertainment. Anders zouden ze hun support voor het regime kunnen intrekken of overwegen naar Zuid-Korea te vluchten.
De sancties hebben het echter moeilijk gemaakt voor het regime om de welvaart van de elite op pijl te houden en nu het kernwapenprogramma voltooid is, wordt het tijd om iets aan de economie te doen. Noord Korea wil ongetwijfeld dat de sancties ingetrokken worden. Als Kim Jong Un dit voor elkaar krijgt, zal dit zich vertalen in meer binnenlands support voor het regime.
Naast het noodzakelijke support van de elite, speelt waarschijlijk nationale trots ook een rol. Hoewel de bevolking nog steeds verteld wordt dat het nergens zo goed is als in Noord-Korea, weet Kim zelf wel beter. Het kernwapenprogramma compenseerde voor de totale armoede en economische malaise van het land en dwong de wereld hem serieus te nemen. Nu wil hij ook af van het imago van derdewereldland dat niet in de schduw kan staan van het rijke Zuid-Korea. En daarvoor kan hij geen sancties gebruiken.

Daar ligt een kans om wellicht iets te bereiken. Want hoewel het opgeven van kernwapens en geven van meer persoonlijke vrijheid aan het volk waarschijnlijk niet ter discussie staat voor Noord-Korea, zijn er nog andere pijnpunten, waar wellicht wel iets aan gedaan kan worden. Zo zitten er nog steeds drie Koreaanse Amerikanen gevangen, waarvan twee werkten aan PUST, de buitenlandse christelijke universiteit in Pyong Yang. Hun namen zijn Hak-Song Kim, Tony Kim en Dong-Chol Kim.

Verder zijn er drie Zuid-Koreaanse predikanten die in Noord-Korea in de cel zitten, Jeong-Wook Kim, Kook-Ki Kim en Choon-Gil Choi en drie voormalige Noord-Koreaanse vluchtelingen die inmiddels de Zuid-Koreaanse nationaliteit hadden gekregen. Zij waren teruggekeerd omwille van het evangelie. Hun namen laten we hier achterwege. Ze zijn bekend bij God.
We mogen naast hen staan in gebed, nu deze onderhandelingen bij hen en hun families de hoop weer doen opleven. Maar ook als deze negen vrij komen, zijn er nog tienduizenden naamloze broeders en zusters die gevangen zitten in hun eigen land omdat ze de naam van Christus dragen.
Alleen God weet wanneer het genoeg is. Wij kunnen ondertussen bidden voor wijsheid voor de leiders van de VS en Zuid-Korea, en om mededogen, zodat ze niet alleen het belang van hun eigen volk op het oog hebben maar ook dat van de gewone mensen in Noord-Korea.